Zeven glaasjes genot
Wijn. Daar staat Chili om bekend in de Belgische supermarkt. Er zat maar een iets op: proeven.
Op zoek naar de fijnste wijngaarden stelden verschillende regio’s zich kandidaat. Wist je dat veel druiven, zoals die van het wijnimperium dat je fles Gato Negro exporteert, gewoon in de omgeving van Santiago worden geteeld? Aangezien we daar snel weg waren (en uiteindelijk niet meer terugkeerden), was de Maipúvallei geen optie.
Even twijfelden we nog om de vallei rond Casablanca, tussen Valparaíso en Santiago, te gaan bezoeken. Het gebrek aan bussen deed ons uiteindelijk anders beslissen. Wijn hebben we wel geproefd in Valpo: een veganistisch aardappelgerecht in restaurant Emiliana, genoemd naar de gelijknamige wijngaard uit de Casablancavallei, bleek de beste maaltijd van de reis tot dusver. De wijn was ook een schot in de roos, maar niet zo lekker als het beste glas bij onze uiteindelijke keuze.
Kiezen is verliezen en uiteindelijk beslisten we te gaan voor twee wijngaarden waarvan we wisten dat we de wijn in België kunnen kopen. Zo kunnen we langer nagenieten. En het thuisfront laten meedrinken.
Ons oog viel op het verder weinig toeristische Curicó, in de centrale vallei onder Santiago. Daar bezochten we de wijngaarden van Las Mulas (uit Colruyt en consoorten) en Lautaro (uit Oxfam-Wereldwinkel).
‘Blij dat jullie onze wijn verkiezen, en niet die van Gato Negro’, grapt gids Pamela toen ik haar de reden vertelde waarom we juist bij Miguel Torres langs wilden gaan.
Dat Chileense wijnmerk (familie van het Spaanse Torres) kennen we van ‘die wijn uit de Colruyt met dat ezeltje op het etiket’, waarvan we bijna altijd de rode variant in huis hebben. Tenzij we hem, dat kan natuurlijk, al opgedronken hebben.
Het ezeltje in kwestie blijkt Rufina te heten, een muilezel (in het Spaans: mula) dat symbool staat voor de vele ezels die vroeger alle heavy lifting van de wijnteelt op zich namen.
Vandaag staat enkel Rufina in de wijngaard (ik ging bijna ‘wei’ schrijven, maar zo kan je het grasperkje naast de wijnranken bezwaarlijk omschrijven). Haar enige vriendjes zijn de ganzen en eendjes op het terrein. ‘Van die ene gans moet je trouwens opletten’, aldus Pamela. ‘Ze voelt zich de grootmoeder van de eendjes. La abuela, zo noemen we haar ook. Als je te dicht komt, kan ze agressief reageren.’
We houden afstand en komen aan ons favoriete deel van de rondleiding. Ons eerste glas. Dat is een Cabernet Sauvignon Gran Reserva, eigenhandig opgevist uit een eikenvat met een pepiter (of hoe heet zo'n ding?) waarvan ik niet helemaal goed wist hoe ik die moest hanteren. De lekkerste rode wijn die we die dag proefden.
Tijdens de – overigens overheerlijke – lunch waren we vooral fan van een rosé, de Santa Digna Cabernet Sauvignon Rosada. Die zoeken we op eens we terug in België zijn.
En oh ironie: uiteindelijk hebben we geen glaasjes Las Mulas gedronken. Al kenden we die natuurlijk al. Des te beter.
Een bezoek aan de wijngaard van de associatie die Lautaro bottelt – ‘we zijn eigenlijk een soort coöperatieve, maar dat woord heeft een negatieve bijklank in Chili’ – is een geheel andere ervaring. Daar ben ik alleen naar toe geweest, met dank aan de gastvrijheid van presidente Don Rafael (zie foto) en de hulp van Oxfam-collega Wim Melis.
(Al een geluk, want Chileense boeren spreken razendsnel Spaans en Frederik zou er niet veel van begrepen hebben.)
Na een bijzondere toelichting over de Chileense wijnindustrie ...
(waarom de groten zoals Gato Negro het de kleintjes zoals Lautaro moeilijk maken, een uitleg die ik ooit wel in artikelvorm giet)
... neemt Don Rafael me mee naar het platteland. Zijn platteland, Sagrada Familia, het dorp waar hij opgegroeid is – opgeleid tot mechanieker, maar uiteindelijk verliefd geworden op de boerenstiel. Dat staat zo op zijn truck – yo hartje ser campesino, ik houd ervan om boer te zijn.
In Sagrada Familia ontmoet ik druivenboer Pablo – ‘zeg maar Pablito’ – voor een wandeling op zijn erf (zie foto hierboven). Hij legt me uit wat het inhoudt om wijn biologisch te telen en waarom dat beter is voor het milieu (‘alle beetjes helpen’).
Op de terugweg slaat het gesprek om, toont hij zich kwetsbaar. Hij vertelt over zijn vader, die vroegtijdig gestorven is aan een ongeluk. Over zijn keuze, als oudste zoon, om het familiebedrijf over te nemen. ‘Ik houd er ook van om boer te zijn, hoor. Maar een makkelijke stiel is dit toch niet.’
Op de terugweg vraag ik Don Rafael wat hij juist van de werkwijze van Miguel Torres, mijn andere bezoek, vindt. Of die beduidend grotere wijngaard ook tot de bedrijven behoort die het de kleine boeren zo moeilijk maken.
Don Rafael is diplomatisch. Hij antwoordt naast de kwestie.
Niet lang daarna vertelt hij honderduit waarom het goed is dat zijn eigen wijn geteeld wordt volgens de principes van Fairtrade.
Tijdens mijn bezoek aan Miguel Torres blijkt dat ook een deel van hun wijnen – niet die van Las Mulas – een fair trade label dragen, zij het niet datgene van Fairtrade International dat ik door mijn job zo goed ken. Op sommige etiketten staat het icoontje ‘Fair For Life’, een label dat mij op het eerste zicht maar weinig zegt.
Op Labelinfo.be vind ik terug dat het (voornamelijk) sociale label onder andere vakbondsvrijheid en een eerlijke prijs garandeert. Die moet vijf tot vijftien procent hoger liggen dan de markt, die gedomineerd wordt door de grote, vaak goedkope wijnimperia.
‘Miguel Torres hecht veel belang aan eerlijke handel’, zegt gids Pamela daarover. ‘Hij werkt vaak samen met kleine boeren uit de streek. Samen zoeken ze uit welke druiven het goed doen in welke omstandigheden.’ Een voorbeeld dat ze eerder gaf, vertelt het verhaal van een druif die lang afgeschreven was, de Paisa. ‘Die zou zogezegd enkel passen in mierzoete, rotslechte cocktails. Toch zijn ze erin geslaagd om er lekkere wijn van te maken. Kenners stonden ervan versteld.’
Na mijn bezoeken heb ik het gevoel dat ik de juiste wijnproducenten eruit gekozen heb. Allebei werken ze op een andere schaal, maar met het hart op de juiste plaats. En een lekker resultaat. Alleen de rode Paisa, die ik op de foto aan het proeven ben, die smaakte ons het minst. Het ultieme bewijs dat we geen kenners zijn, allicht? De witte daarentegen … ¡Salud!