Groen en graffiti in Santiago
Chili, momenteel een mekka aan sociale onrust. Santiago, epicentrum van protesten tegen zoveel ongelijkheid. Van ons vertrekpunt had ik geen al te hoge verwachtingen.
Toch kon de hoofdstad ons zodanig bekoren dat we er maandag voor een paar dagen naar terugkeren.
(Dat, en het is ook echt wel gemakkelijker om van daaruit onze volgende bus te halen.)
Want vrolijk waren we wel in Santiago. Beeld je even deze scene in.
Funiculi funicula funiculi funiculaaar. Lalalala funiculi funicular!
Dat zongen we luidkeels in een cabine (we waren – gelukkig – alleen) van de teleferico (de funiculaaar ging de verkeerde richting uit) op de terugweg van het hoogste punt van Santiago. Daar ontmoetten we de Virgen Madre (aangekondigd in comic sans) en konden we mee kijken naar prachtige vergezichten over de hoofdstad.
Die stad kan ons, na twee dagen rondtrekken, duidelijk bekoren. De sociale onrust merken we enkel in de vele graffitiboodschappen (Piñera asesino, nos están matando, no al neoliberalismo) die steeds feller werden naarmate we Plaza Italia/Baquedano naderden met de bus.
Naast die graffiti, waar ik later nog op terugkom, viel vooral het vele groen op in de stad. Je hebt een giga Central Park-achtige urban jungle, het Parque Met, uitgerust met die funicular en teleferico. En een chill zwembad, maar helaas hadden we ons badpak niet bij.
Het eerste deel van ons bezoek aan Parque Met hadden we te voet afgelegd. Omhoog wandelen in volle zon richting de Japanse tuinen: best lastig. Zeker als er geen halve meter schaduw te vinden bleek in die tuinen. Naast het Parque Met bezochten we bovendien het Parque de las Esculturas (voor een picknick op zaterdag) en het Parque Bernardo Leighton (voor een picknick op zondag).
Onze Zuid-Amerikareis begon dus al chillend in Chili. Mag wel, na een vrij stevige jetlag (waar Fred amper last van leek te hebben, gelukzak).
Tot het tijd was voor een minder vrolijk tafereel.
Omdat het ook soms serieus mag zijn, bezochten we tussen de parken door het Museo de la Memoria y los Derechos Humanos. Daar leerden we over de gruwel van de militaire dictatuur van generaal Augusto Pinochet, die in 1973 het presidentieel paleis La Moneda bestormde en tot 1990 stevig de Chileense touwtjes in handen hield. En zo verantwoordelijk was voor massale verdwijningen en martelpraktijken, stuk voor stuk uiteengezet (met foto's, getuigenissen, artefacten) in het museum. Slik.
Wat mij het meest is bijgebleven in dit museum, waar we in totaal drie uur in ronddwaalden, waren de brieven en tekeningen van tientallen kinderen die het slachtoffer werden van Pinochets schrikbewind. Gericht aan de vrouw van de generaal, met kinderlijke smeekbedes om te vragen waar papa/mama/oma/opa juist heen is (en wanneer ze terugkomen).
De tekeningen deden mij denken aan een prentenboek dat mijn ouders op een van hun vele boekenplanken staan hebben. Ook dat staat vol kindertekeningen, deze keer uit Joegoslavië. Wat het meeste opvalt aan de prenten uit beide conflicten is de hoop die ze uitstralen. De hoop om ouders en grootouders snel terug te zien. De hoop dat zoveel onrecht snel voorbij zou zijn.
En dan kom je buiten, en lees je de graffiti.
Piñochet, zo wordt huidig president Piñera genoemd. De ongelijkheid die gestart is in de horrorjaren 70 blijft aanhouden. De grondwet is nog niet gewijzigd sinds de militaire dictatuur. Het referendum staat gepland, de protesten blijven duren. De prijsstijging van de metrotickets, die de protestgolf in oktober ontketende, is snel weer ingetrokken, maar het leven in Chili is duur. En dat zeggen we als toerist. Laat staan dat we de kuisman of -vrouw zouden zijn van een van de gegoede burgers in de vijfsterrenwijk Providencia waar ook wij (op sterk/streng aanraden van een vriendin van een vriend) verbleven om de protesten zeker te kunnen ontwijken.
Santiago is een boeiende stad. Vol groen en graffiti. Met gezellige, lekkere, maar dure eetgelegenheden – dat lag vast aan de buurt van ons hostel in de vijfsterrenwijk. Met marktjes of andere leuke verrassingen om de hoek. Met fijne musea, het ene intriester dan het andere.
En zo werd het al snel duidelijk dat we na vier nachten, maar slechts twee volle dagen, nog lang niet genoeg hadden van deze plaats. Al was het maar omdat ik het huis van Pablo Neruda aan de voet van de funicular nog wel eens wil bezoeken (en dat zwembad in het park ook graag).
Dat is het gekke met reizen en verwachtingen. Als je amper iets verwacht van een plek, en je denkt er snel weg te zullen willen, dan is de kans groot (of op z’n minst reëel) dat net die plek je toch verrast of verbaast.
Mijn voornemen voor dit reisjaar is om mijn verwachtingen proberen te temperen. Dat lukt maar mondjesmaat, want als je je droom waarmaakt door een jaar op reis te gaan, heb je (of ik toch alleszins) vanzelfsprekend torenhoge verwachtingen. Als je een plek ziet waar je al weken, maanden, jaren van droomt, dan hoop je dat die minstens even mooi is zoals je die inbeeldt. Als het plaatje niet (of minder) blijkt te kloppen, lonkt teleurstelling misschien wel om de hoek.
Gelukkig lossen sommige plekken alle (in dit geval) heuvelhoge verwachtingen ruimschoots in. Zoals het kleurrijke Valparaíso, een havenstad gebouwd op steile heuvels, waar we in totaal een week verblijven. Daarover lees je binnenkort meer.