Van lockdown naar lockdown
Nog even staren. Nog één onuitwisbare herinnering maken.
Dit is waar wij de wolken het mooist vonden. Niet de bergen, niet eens de aanblik van de gletsjers. De wolken. Ze vormen kolkende vaasjes, als lichtjes of juist zwaar geblutst aardewerk in een keramiekles voor beginners. Ze zuchten, als vlekken aan de horizon, een vederlichte bolhoed voor een van de vele torens die deze omgeving rijk is. Niet veel later lijken de pieken in brand te staan, ze laten zich willoos uitroken, en ik leer te staren in de verte zonder dat ik er snel mijn smartphone bijneem. Geen enkele foto is scherp genoeg om de hemel te capteren.
Ik wil het wolkendek meenemen, in een valies, zoals familieleden weleens vragen of je hen wat zon kan opsturen nog voor je goed en wel op reis vertrokken bent. Tijdens de hittegolf aan het thuisfront mocht dat ook wel wat sneeuw zijn, vers of aangevroren maakte niet uit, als het maar verkoeling zou brengen, of op zijn minst troost. In mijn trekrugzak is nog wat ruimte – het is niet alsof we een souvenir nodig hebben om ons deze reis te herinneren.
Nog even staren. Nog één onuitwisbare herinnering maken. Nog even de berglucht opsnuiven vooraleer in het vliegtuig elke paar minuten de zuurstof verwisseld wordt, wat goed zou zijn tegen corona of op zijn minst tegen ademnood. Kan ik een kolk vastnemen als die enkel uit lucht bestaat? Kan ik de hemel verstoppen in mijn veel te lompe bagage die ik het hele jaar zou meesleuren, maar uiteindelijk amper op mijn rug hees?
Wat een timing
In quarantaine gaat de tijd sneller en trager tegelijkertijd. Het feit dat de dagen korten en de sneeuw intussen met bakken uit de lucht valt, hoe verfrissend dat blijkbaar ook mag klinken, helpt niet bepaald. We zijn eind juni en na bijna vier maanden lockdown weet ik, ondanks onze idyllische omgeving, even niet meer waar we beland zijn en waarom we juist willen blijven. In Patagonië staan niet enkel de seizoenen op hun kop, ook ons leven, onze ambitieuze plannen voor dit jaar, zijn door elkaar geschud. Wat een timing om op wereldreis te vertrekken.
We zijn naïef geweest. Corona leek een virus ver weg – China, Noord-Italië, België. Wij waren blij dat we aan de andere kant van de wereld zaten, dat we net nu deze reis ondernomen hadden. Wij zouden rondtrekken in de wijde, vrije natuur en daar zou het virus ons niet vinden. Ik zei het al. Naïef. De dag nadat we toekwamen in het volgende bergdorp, El Chaltén in Argentinië, gingen de nationale parken onherroepelijk dicht. Uit met de pret, nog voor de veters van onze wandelschoenen goed en wel gestrikt waren.
We zijn zo naïef geweest dat we, als ik deze woorden voor het eerst neerschrijf, nog steeds in datzelfde trekkersdorp met dat gesloten nationaal park wonen. Daar zijn we uiteindelijk, tot drie weken geleden, bijna acht maanden gebleven.
Argentinië heeft reizigers zoals ons, die uit het zwaarder geaffecteerde Chili komen, spoedig in quarantaine geplaatst. De bus om snel weg te geraken, die mochten we niet meer op. Niet lang daarna ging het hele land in algemene lockdown. Dat stemde ons hoopvol: in vergelijking met veel andere plekken werd hier snel opgetreden. In het begin mochten we maximaal een halfuurtje buiten, alleen, naar de winkel en weer terug. De regels waren streng, de cijfers leken laag, ons dorp bleef zelfs geheel coronavrij en wij waren optimistisch dat we onze langverwachte reis zouden kunnen verderzetten. In de tussentijd zorgden onze laptops, onze jobs als zelfstandige – ik als journalist, mijn vriend als programmeur – voor de nodige afleiding. We bleven, we schreven, we hoopten op beterschap.
Het is anders uitgedraaid. Ons dorp blijft gespaard, maar in de rest van het land gaat het van al-bij-al-niet-zo-kwaad naar veel erger. Reizen is een privilege, een luxe die niet voorgaat op gezondheid. Zo ebben onze vakantieplannen beetje bij beetje weg. Elke week die voorbijgaat, rekenen we een maand bij onze verwachte vertrekdatum. Tot we het doorhebben. Tot we er ons uiteindelijk bij neerleggen. Meer dan dit wordt het niet.
Beter dan dit wordt het niet. Op eender welke andere plek onderweg zouden we onze valiezen al lang gepakt hebben. We staren naar de hemel en prijzen ons gelukkig dat we hier terechtgekomen zijn, tussen wolken, bergen en gletsjers, en vooral: met elkaar.
Weg voor de sneeuw
Het is nooit de bedoeling geweest om tot juni te blijven, laat staan tot november. Toch voelen de maanden niet als maanden. Hoewel de kortste dagen net bijzonder lang duren, is deze periode voorbijgevlogen. De dagen lijken op elkaar, maar ook daar zit schoonheid en zelfs snelheid in. Kleine gelukjes helpen de tijd verstrijken. Jezelf afsluiten onder een deken, of het nu aan het einde van de wereld is of in je vertrouwde thuisomgeving, doet iets met je zijn. Het maakt je soms somber, dat wil ik niet wegsteken, maar ook dankbaar. Ik heb geleerd om meer oog te hebben voor de kleine dingen, in plaats van de grote dromen – een wereldreis, om maar iets te noemen – nu, nu, nu na te streven.
Wat ik me wel afvraag, maar nooit eerder op papier kreeg, is of we de afgelopen maanden gelukkiger zouden geweest zijn in België. Dan zaten onze dromen meteen in een doosje, dan was dat tenminste duidelijk: het is niet voor nu. Of mogen we ons net hier het gelukkigst prijzen, tussen bergen en wolken in, in deze lawine vol afbrokkelende hoop, met alle levenslessen vandien: leven in het nu, genieten in het nu, terwijl we de wereld rondom ons – met vallen en opstaan – leren te relativeren.
Relativeren is een kunst, eentje waar ik tot voor kort nog niet bepaald veel van afwist. We zijn nog steeds juni en ik moet en zal weggeraken voor een sneeuwtapijt de reis naar onze volgende toeristische bestemming zou verlengen – van een etmaal rijden tot ruim het dubbele – of zelfs geheel verhinderen. Het spreekt voor zich dat ik nog niet doorheb dat de eerste bus tot lang na de sneeuw op zich zou laten wachten, maar dat terzijde. Het idee om een winter te doorstaan in Patagonië, terwijl het plan was om dit jaar enkel de zon op te zoeken, kan mij niet bekoren. Het zal jou, en nog het meest van al mezelf, verbazen dat net die poederzachte sneeuw, die in geen duizend jaar te vergelijken valt met de drek die heel België kan lamleggen, onze ervaring zo magisch gemaakt heeft.
Voor het eerst in maanden laten wij ons gemoed juist niet lamleggen door de situatie. Lockdown of niet, in Patagonië lonkt de natuur. Je kan er niet aan onderuit, zeker als de parkwachters een oogje dichtknijpen. Zodra het weer mag, officieus dan toch, smeren we onze intussen stramme kuitspieren. In alle rust verkennen we wandelpaden die in het hoogseizoen platgewalst worden door horden toeristen.
Na amper een uur staan we oog in oog met een halfbevroren waterval die zo kan doorgaan als het Disneykasteel uit Frozen. Acht tot twaalf kilometer verder doemen turquoise ijsmassa’s op, dichtgevroren meren en vergezichten die weggelopen lijken uit een postkaart. Met open mond, zonder mondmasker, sta ik voor me uit te staren en vervolgens toch te poseren. Op de terugweg glijd ik uit, pal op mijn achterweg, waarop ik nog wat verder slier op het spekgladde wandelpad. Nog geen minuut later maakt mijn vriend exact dezelfde tuimeling, alsof we in een cartoon beland zijn. Zo onder de indruk – of synchroon onhandig – zijn wij blijkbaar allebei. Wat een uitzicht. Wat een geluk. Wat een op zich evidente maar tegelijk aartsmoeilijke beslissing om hier uiteindelijk toch te vertrekken.
Het gat van de wereld
Sinds eind augustus kijken we om alsnog huiswaarts te keren, in eerste instantie om vrienden en familie terug te zien. Niet bepaald ideaal, nu België opnieuw in lockdown is, maar het voelt goed om op zijn minst nabij te zijn. Als er een reden is om terug te keren, dan is het wel dit: wij willen niet vastzitten mocht er iets gebeuren. Nu de tweede golf ons land overspoelt en iedereen wel iemand kent met coronasymptomen, zit die kans er steeds meer in. Bovendien is een familielid ernstig ziek geworden. Geen corona, maar kanker. Hoewel we haar niet snel zullen kunnen bezoeken, dankjewel pandemie, willen we toch in haar buurt zijn.
Uit bezorgdheid alleen steek je nog geen oceaan over. Simpel is het niet om vanuit el culo del mundo – het gat van de wereld, zo omschrijven onze buren dit dorp – gerepatrieerd te worden. Dat was te voorspellen, daar hielden we zelfs rekening mee toen we in maart kozen om te blijven. Maar wat we niet konden weten, waar bovendien geen enkele Argentijn tevreden mee lijkt, is dat net Argentinië een van de langste lockdowns – zo niet de langste? – ter wereld volhoudt.
We zijn intussen september, de maand waarin het binnenlands vluchtverkeer opnieuw zou opstarten. Niet dus. Vliegtuigen en bussen blijven aan banden. September wordt oktober en oktober wordt “misschien volgende week”. Geduld is een deugd, zoveel is zeker, maar wel eentje die veel mentale ruimte inneemt. We wachten een week. En nog een. En nog twee. We boeken tickets, we annuleren ze. We krijgen bevestiging van de allereerste binnenlandse vlucht uit onze provincie, op 7 november, en daarop krijgen we bericht van de Belgische ambassade in Argentinië dat het hoegenaamd niet zeker is dat wij toegelaten zullen worden. Met knikkende knieën zetten we onze nog steeds veel te lompe bagage op de weegschaal van het luchthavenloket. Pas wanneer het vliegtuig opstijgt, weten we het zeker. We keren terug.
Gemengde gevoelens
Midden november 2020. Het lijkt alsof ik een dagboek aan het optekenen ben aan deze nieuwe schrijftafel in een nieuw tijdelijk onderkomen, ditmaal in Sint-Amandsberg bij Gent. Het dringt nog niet door dat we intussen een week geland zijn, fysiek tenminste, mentaal weet ik niet op welk continent ik me bevind. Hoewel vrienden steeds hetzelfde vragen, of we blij zijn om terug te zijn, heb ik hoegenaamd geen idee hoe ik mij voel. Het is dubbel, schrijf ik ongeïnspireerd terug. De inspiratie om deze terugkeer onder woorden te brengen, ontbreekt me.
Elk van ons heeft gemengde gevoelens over dit jaar. Met die gedachtengang relativeer ik alles wat er dit mislukte reisjaar gebeurd is, het jaar dat het beste jaar van ons leven had moeten of op zijn minst kunnen worden. Een lockdown is een mentale uppercut voor iedereen, of je nu een verwoede reiziger of een pas gediagnosticeerde corona- of kankerpatiënt bent. Wij mogen net van geluk spreken dat we dit jaar enkel onze reisplannen, niet onze gezondheid, hebben moeten opgeven.
Het enige wat wringt, wat echt wringt, is onze vrijheid opgeven, inclusief nog onontdekte wandelpaden, lentezonnetje en nieuwe vriendschappen. De quarantaine vermijden was een van de voornaamste redenen dat we in maart ervoor gekozen hebben om in Patagonië te blijven. Nu verhuizen we van lockdown naar lockdown. Wat een timing, alweer. Zouden we gebleven zijn mocht onze repatriëring niet doorgegaan zijn?
Het feit dat ik me die vraag kan stellen, is een luxe op zich. Van onder mijn dekentje in de zachtste alpacawol – toch een souvenir gekocht – kijk ik op naar de grijze, grauwe, typisch Belgische hemel. Ik zie geen kolkjes, ik zie enkel toekomstige regenbuien waartussen ik nog niet mag slenteren of spelen. Meer dan dit wordt het niet.
Beter dan dit wordt het niet. Met een coronawinter in aankomst, onze tweede op rij, kan ik alleen maar denken aan al wie nabij is. Terwijl ik dit neerpen, klaart de hemel op. Eventjes maar, voor hij zich weer dichttrekt, klaar voor een stevige plensbui waar ik binnenkort in rond wil hossen. En dan besef ik het. In België zijn er geen bergen of gletsjers, maar de wolken, die mogen er best wel zijn. En dan heb ik het nog niet eens over de mensen gehad.