Coronderduiker zkt. toevluchtsoord
We zitten vast. We keren niet terug. En we zitten hier best goed. Toch kiezen we in deel twee van onze Coronaverslaggeving het hazenpad. Alleen leidt ons dat niet terug naar België.
Waar zaten we?
Niet meer in Rancho Grande, in elk geval. Al had dat geen haar gescheeld.
Rancho Grande is de naam van ons eerste verblijf in El Chaltén. Een gigahostel was dat, zogezegd het beste van het dorp. Helaas. Het was er ongezellig, rumoerig, druk (tenminste, tot alle toeristen wegvluchtten), de keuken was niet om over naar huis te schrijven en ik kreeg een beetje de kriebels van de (coronamopjes van de) hosteleigenaar. Ook niet ideaal als koppel: we verbleven in een kamer van vier, in stapelbedjes, met in het andere stapelbed een snurker van jewelste.
Zo naderhand kregen we veel zin in ons eigen stekje, of op zijn minst ons eigen dubbel bed. Alleen bleek een eigen kamer in dat gigahostel dubbel zo duur als die stapelbedjes: 60 euro per nacht. En de keuken, die blijft even crappy. No gracias.
We wisten dus dat we niet wilden blijven in Rancho Grande. We wisten intussen ook dat we mogelijks vast zouden komen te zitten in El Chaltén. We wisten dat nieuwe accommodatie zoeken niet zo evident was - dat hebben we gemerkt toen we tevergeefs opzoekingswerk deden voor onze (kuch) volgende (kuch) bestemming, Bariloche.
Dus deed ik wat ik het liefst doe op reis in landen waar ik de taal spreek. Andere mensen op goed geluk aanspreken en zien wat ervan komt.
De ochtend waarop we onze bustickets lieten terugbetalen, vroeg ik terloops aan de buren van Rancho Grande of zij geen kamer of cabaña op overschot hadden.
'Alles zit hier vol,' zei eigenaar Edgar (zucht, zucht, zucht), 'maar ...'
Edgar bleek verderop in de straat wel nog een klein appartement te hebben. 'Ideaal voor twee. Best comfortabel. Inclusief een klein keukentje, tv, wifi, alles wat je nodig hebt, eigenlijk. En gezien de uitzonderlijke omstandigheden, verhuur ik het voor 30 euro per nacht.'
Wij konden ons geluk niet op. We reden mee met Edgar en zagen dat het appartementje inderdaad exact was wat we in gedachten hadden: een comfortabele plek om rustig deze quarantaine door te brengen.
Eindelijk rust in ons hoofd. Eindelijk wisten we waar heen te gaan in deze gekke, gekke tijden.
Vanaf 's anderendaags, tenminste.
Aangezien we de komende nacht in ons hostel al betaald hadden, en dubbel betalen niet binnen de filosofie van reizen binnen ons budget past, wilden we pas de dag erop in het appartement intrekken. Ook dat bleek geen probleem voor Edgar. 'Het is sowieso voor jullie.'
Terug naar ons hostel, voor een laatste nacht in stapelbedjes. Frederik zat boven foto's te bewerken. Ik ging nog snel naar de winkel, hamsteren, euh, ik bedoel, snel wat eten halen voor onze laatste avond in Rancho Grande.
Toen ik terugkwam, zag ik ze meteen. Hun patrouillewagen stond voor het hostel geparkeerd. In hun blauwe uniformen spraken ze de hostelgasten aan.
De politie.
De politie?!
Fred was zich van geen kwaad bewust toen ik naar boven stormde om hem te waarschuwen. Voor de zekerheid ging ik terug naar beneden, even vragen wat er juist aan de hand was. Niet aan de politie, maar aan de hosteleigenaar.
Die bleek begrepen te hebben dat we langer in zijn hostel zouden blijven. Ja, voor een nachtje nog. 'Daarna hebben we een andere reservering', legde ik hem, Spaanse furie-gewijs, uit.
Blijkbaar was de politie alle paspoortgegevens (inclusief de dag waarop we het land binnengekomen zijn) van de overgebleven toeristen aan het noteren. Iedereen die uit Chili kwam, iedereen die in quarantaine moest. Straks was het aan ons en zouden we niet meer van accommodatie mogen veranderen. Meer zelfs: we zouden in onze stapelbedkamertjes gevangen zitten en eten aan de deur krijgen, alsof we effectief besmet waren.
Dit méén je niet.
Hoe komt dit? Hoe kan dit? Waarom werden we hier niet eerder van op de hoogte gesteld? (Waarom waren we, ook nu, zo naïef geweest om te denken dat we rustig van accommodatie gingen kunnen wisselen?)
'Als je nu meteen vertrekt, geraak je hier nog buiten', snauwde de intussen vrij gepikeerde hosteleigenaar mij toe. 'Binnen een halfuur niet meer.'
Dat moest hij geen tweede keer zeggen.
Eenmaal boven zei ik aan Frederik dat we nu, nu, nu moesten vertrekken. Binnen de vijf minuten schraapten we heel ons boeltje bijeen - een wonder dat we niets vergeten zijn - en kozen we het hazenpad: de achterdeur.
Daar ontmoetten we onze snurkende kamergenoot, Guillermo, die intussen ook uit het hostel ontsnapt bleek.
'Verplicht', zei Guillermo. Hij is een Argentijnse toerist, op reis door eigen land, en moest dus niet in quarantaine. Daarom werd hij naar een ander gebouw begeleid, 'waar de kamers veel slechter zijn, maar goed, het is maar voor een nacht'. Hij moest dus weg uit onze kamer, omdat wij zouden blijven en potentieel besmet zouden zijn? Terwijl we al dagenlang in dezelfde ruimte verbleven? Alle gekheid op een stokje.
Guillermo begreep dat we zo snel mogelijk uit die hachelijke situatie weg wilden en wees ons een alternatieve weg naar de cabañas van Edgar. Gepakt en gezakt kwamen we er toe, klaar om te smeken of we toch niet een dag vroeger in ons appartement konden.
Smeken bleek niet nodig. Uiteraard was dat geen probleem.
Eind goed, al goed.
En nu zitten we hier, in ons eigen appartementje. We weten niet hoe lang we hier nog zullen blijven. Onze verplichte quarantaine loopt binnen een paar dagen af. Maar intussen is heel Argentinië, net als België, in lockdown gegaan. We mogen, net als in België, enkel naar buiten om naar de winkel te gaan. De bussen waarmee we hoopten op onze volgende bestemming te geraken, zijn opgeschort. Het aantal besmettingen in Argentinië loopt op. De eerste positieve test in de provincie is een feit.
Hier in El Chaltén zou er niemand ziek zijn. Wij voelen ons goed. Gestresseerd, verward, onzeker, maar niet ziek.
In het dorp is intussen een gezondheidspost opgezet, die vooral interessant is voor toeristen die in de mate van het mogelijke toch verder willen reizen. Wie tickets heeft om terug te keren naar hun eigen land, mag onder bepaalde voorwaarden (waaronder dat medisch attest) toch nog een bus nemen. Twee Belgische vrienden, waarvan eentje opgeleid is tot huisarts, zijn in de gezondheidspost langs geweest en lieten weten dat er een toestel is om röntgenfoto's mee te maken. (Wij waren al lang blij dat we een huisarts in het dorp kenden, maar een Rx is ook niet slecht.)
Intussen roept Buitenlandse Zaken toeristen op om terug te keren. Wij voelen ons niet aangesproken door die oproep.
De situatie in België is erger dan (de huidige situatie) in Argentinië. Als effectief niemand ziek wordt in El Chaltén, zitten we hier misschien net supergoed.
We hebben geen terugticket dat we potentieel kunnen laten omboeken: we zijn vertrokken met enkel een heenvlucht en hebben geen zin om een peperdure (ruim 4000 euro per persoon, zei dat Belgisch koppel, en dan moet je nog in Buenos Aires zien te geraken) vlucht te nemen 'om in België patiënt te worden', zoals Fred het verwoordt.
We hebben enkel schrik dat we hier heel, heel lang gaan zitten.
Voorlopig is dat niet erg. We wilden sowieso een stop inlassen, een plekje vinden om wat te werken. De omgeving is hier prachtig, inspirerend misschien zelfs, en ons appartement is meer dan comfortabel.
Maar wat als het hier straks winter (zomer in België) wordt en we nog steeds niet weg zijn? Wat als we het grootste deel van ons reisjaar, het jaar dat het beste jaar van ons leven zou worden, vast zitten in een dorp waar niks te beleven valt, ver weg van alles en iedereen?
Bij een beursaanvraag die ik een paar dagen geleden indiende, schreef ik: 'als we hier binnen een maand weg kunnen'. Pas nadat ik de aanvraag verzonden had, besefte ik (opnieuw) hoe naïef dat wel niet moet klinken.
Adem in, adem uit.
Niet panikeren. Wel boeken lezen. Wijntjes drinken. Zorgdragen voor elkaar. Blij zijn dat we van op afstand kunnen werken en zelf kunnen kiezen hoeveel werk we willen verzetten. En, bij gebrek aan onze collectie boardgames van thuis: manillen.
Wat een jaar om op wereldreis te zijn.