Waarom corona mijn ambitie in twijfel trekt
Dit is de boksmatch van het jaar. En ik denk dat ik gewonnen ben.
Dit is een zelfreflectie, die allicht geen blog zou moeten zijn. Maar aangezien ze een beeld schetst van hoe ik deze quarantaine beleef, en hoe dat deel uitmaakt van ons reisjaar, durf ik ze na maanden twijfel toch te delen.
--
Als afleidingsmanoeuvre voor deze lockdown zijn Fred en ik in april beginnen kijken naar Community.
Hij heeft de serie ooit al gebingewatcht, ik had er eerlijk gezegd nog nooit van gehoord. Intussen zijn we allebei licht verslaafd – hoewel ik telkens zwaar cringe als de personages Pierce of Chang wéér iets compleet ridicuul of racistisch zeggen, precies alsof ik naar het eerste seizoen van Het Eiland zit te kijken.
Na twee seizoenen karikaturen en hilariteit was het duidelijk voor mij. Ik ben het midden tussen de personages Annie en Britta.
(‘Toevallig de twee knapste zeker’, zei Fred daarop.)
De slechtste (want karikaturaal extreem uitvergrote) karaktereigenschappen van Annie en Britta zijn de twee grootste redenen dat ik ondernemer ben geworden. Net als Annie zit ik vol ambitie en ben ik helaas nooit helemaal tevreden met mezelf. Net als Britta ben ik geëngageerd op het naïeve af.
Waarom doe ik dan niet meer met deze quarantaine dan veel naar Community kijken en slechts heel af en toe in mijn pen kruipen?
In de nieuwsbrief van bevriende journalisten Selma Franssen en Linda Thompson, The Friendly Freelancer (aanrader!), verwoordt Selma het zo:
Stiekem zou ik willen dat ik wél een boek aan het schrijven was, maar als ik eerlijk ben, vind ik het nu moeilijker dan ooit om creatief te zijn. Terwijl ik elke dag thuis onder dezelfde omstandigheden aan hetzelfde bureau werk, valt het me op dat sommige taken me beter afgaan dan andere. Mails versturen en draaiboeken voor Webinars typen? Check. Een column of kortverhaal schrijven? Dat wil met de beste wil van de wereld niet.
Die redenering gaat voor mij niet helemaal op. Ik zit net wel in een nieuwe situatie, een nieuwe omgeving, een omgeving die een andere bevriende freelancer zelfs bejubelde als ‘oh, wat fijn, een schrijvershol in de bergen’. Zou die omgeving niet net stimulerend moeten werken?
Corona en mijn ambitie zijn in een boksmatch verwikkeld. Een uitputtend kamp, een dagenlange wedstrijd waarin corona me tot nu toe al enkele keren bijna knock-out heeft geslagen. Zonder effectief ziek te worden, weliswaar, in ons vooralsnog coronavrije dorp.
Het is lastig om hier te zijn en de draad als freelancer weer op te pikken. Ik relativeer het, dagelijks, door te zeggen ‘dat we gelukkig nog kunnen werken’. En er is werk genoeg, dus daar zit ik zeker niet mee in. Maar ik heb het lastig om het overzicht te bewaren. En om mezelf op te laden om deze tijd, zoals dat ene stemmetje in mijn hoofd me continu opdringt, ‘zo nuttig mogelijk te besteden’.
Ik ben me nuttig aan het maken, maar ik ben ook veel tijd aan het verdoen. En dat heeft alles te maken met deze quarantaine.
Dit jaar had het mooiste, het meest avontuurlijke jaar van ons leven moeten zijn. Een jaar waar we achteraf zo dankbaar op zouden terugkijken en denken, dit nemen ze ons niet meer af.
Die plannen, die (tiens) overambitieuze reisplannen, staan nu volledig on hold en dat doet pijn. Een bevriende reisblogger noemde het een ‘rouwproces’. Dat is het eigenlijk ook. Alle dromen zijn even ver weg.
Het feit dat wij hier konden blijven – terwijl zij is moeten terugkeren – helpt om onze dromen levend te houden. Maar ze blijven ver te zoeken.
Het grote probleem waar ik, denk ik, nu mee worstel, is de uitzichtloosheid. We hebben er geen flauw benul van wanneer we juist zouden kunnen vertrekken. Of dat aan ‘volle snelheid’ zal zijn, zoals voorheen – vermoedelijk niet.
En dat geeft mij tijd. Dat is een voordeel – er is tijd genoeg om te werken aan de opdrachten die ik effectief wil doen dit jaar – maar ook een enorm nadeel. Wat maakt het uit als ik een klus morgen of volgende week klaar, want we zitten hier nog maanden aan een stuk? Hoe kan ik nu al het verhaal waarvoor ik een beurs gekregen heb ten volle beginnen researchen, als ik totaal geen idee heb wanneer ik in Noord-Argentinië zou geraken? Dat lukt nu gewoon nog even niet. Laat staan dat ik een tweede beursaanvraag snel-snel zou willen, kunnen, moeten afronden.
Je kan het een disciplineprobleem noemen – ergens is het dat vast ook. Mijn discipline is slachtoffer van deze boksmatch.
In dit bokskamp worstelt mijn wil om vooruitgang te boeken bovenal met mijn eigen verwachtingen van dit jaar. En, naast reizen, was dat duidelijk een scenario dat compleet tegenovergesteld is aan mijn drukke jobcombinaties van de afgelopen jaren. Ik zou eens een jaar niet al te veel werken, vooral niet al te veel moeten, rustig inspiratie zoeken, verhalen zoeken waar de wind ons naartoe voert.
Ik zag dat ooit anders.
Ik heb op tijd ontslag genomen op mijn job om, terwijl ik opstartte als freelancer, nog tijd te hebben om (bij voorkeur zoveel mogelijk) projecten voor Zuid-Amerika uit te denken. Ik zou de volledige Latijns-Amerika-sectie van MO* en The Guardian uitpluizen op zoek naar verhalen waar nog een vervolg aan te breien valt. En dat vervolg, dat zou ik gaan onderzoeken.
Van dat vooronderzoek is (amper) iets in huis gekomen. Op een paar pitches en krabbels in een notitieboekje (dat ik uiteindelijk niet meegenomen heb) na, heb ik helemaal geen tijd gehad om mij extreem voor te bereiden. Gelukkig maar, misschien. Want anders zou deze reis plots helemaal afhangen van mijn journalistieke inspiratie. En dat mocht – Fred is daar gelukkig heel flexibel in – maar dat was nu net niét de bedoeling.
Ik had ook het plan opgevat om die tweede beursaanvraag waarvan eerder sprake snel-snel op een paar weken tijd bijeen te schrijven in een rustpauze tussen het reizen door. Nu heb ik meer tijd gehad voor de deadline van de aanvraag – en heb ik vooral beseft dat het gekkenwerk was geweest om die proberen te halen. In de tussentijd staat mijn voorbereiding al wat meer op punt, maar moet ik nog niet indienen. En dat helpt, om mijn ideeën te laten bezinken, om zeker te zijn dat ik hierheen of daarheen wil in de toekomst. Tijd brengt raad.
Ik kan deze blog gerust afronden met te zeggen dat daar die tijd dan gelukkig toch wel nog goed voor is. En dan zou de cirkel rond zijn en heb ik mijn eigen ambities weer kapotgerelativeerd. Intusen maak ik mezelf wijs dat ik wel goed bezig ben, en soms geloof ik daarin, maar meestal helemaal niet. Dat doet tijd ook. Tijd doet twijfelen.
Ik twijfel momenteel enorm aan mezelf. En ik ben vast niet de enige. Een quarantaine zoals deze doet echt iets geks met een zelfbeeld.
Dat was het. Daar stopte de zelfreflectie die ik in mei op papier kreeg, bijna in tranen als ik het me goed herinner, al weet ik niet of ik me dit zou willen herinneren.
Intussen zijn we september en durf ik ze online te plaatsen. Waarom, dat weet ik niet goed. Om eerlijk te zijn. Om alle kleine kantjes te benoemen. En allicht ook omdat ik intussen, eindelijk, voor mezelf bewezen heb dat ik niet even “nutteloos” ben geweest deze quarantaineperiode (want ja, dat blijft duren) dan ik me toen inbeeldde.
Naast lanterfanten (lees als: broodnodige mentale rust nemen en een rouwperiode inlassen) heb ik die periode in maart, april, mei gebruikt om enerzijds heel veel te lezen, non-fictieboeken, iets waar ik in de typische ratrace amper aan toe komt. En die lectuur is van essentieel belang geweest voor een beursaanvraag die intussen ingediend (en: BINNEN!) is.
Anderzijds ben ik stilletjes aan ook weer beginnen schrijven, geen klaagzangen zoals deze, maar artikels over wat de coronacrisis aanricht. Klinkt wel als een klaagzang, oké, ik geef het toe. Maar ik schreef niet over mezelf, wel over de impact van de crisis aan de andere kant van de wereld. Ik schreef waarover ik altijd schrijf: over kledingarbeiders die onze outfits in elkaar stikken en veel beter verdienen dan wat ze krijgen – in het geval van de crisis: tot 95 procent minder maandloon. En ze hebben niet eens spaargeld om op terug te vallen. Dan is de klaagzang van hierboven wel degelijk makkelijk te relativeren.
En die eerste artikelen, die stukken waarvoor ik me wel wist op te laden omdat ze belangrijk waren, te belangrijk om niet te schrijven, dat werd een hele reeks, zowel op mijn (niet deze) blog als op verschillende media. Ik mocht schrijven voor MO*, Knack en OneWorld. Ik mocht live praten over mijn onderzoek voor MO* en voor Moeilijke Dingen Makkelijk Uitgelegd, een reeks van Selma Franssen (die fijne collega met haar fijne nieuwsbrief van hierboven), deBuren en Curieus. Dat laatste is overigens niet bijster goed gelukt: de internetverbinding vanuit El Chaltén is niet altijd even goed, dus bracht een op voorhand opgenomen video soelaas. Al had ik dat niet door en bleef ik dus, vast met de nodige bibber in mijn stem, mijn uitleg doen op Facebook terwijl de stream al lang afgesloten was. Het resultaat van die onnodig “volgehouden” presentatie werd later een podcast, zeer welkom om die te herbeluisteren.
Tot slot heb ik iets gedaan wat ik me totaal niet zag doen dit jaar. Ik heb een boek geschreven. Een boekje, weliswaar. Een e-book van 66 pagina’s, waarin ik alle informatie die ik opgezocht en opgevraagd had over de impact van die coronacrisis op kledingarbeiders wist te bundelen. Omdat het belangrijk was. Te belangrijk om niet te schrijven. (Te belangrijk om niet te lezen, trouwens, ook. Daarom is het boek vrij te downloaden, gratis of voor een zelfgekozen donatie.)
En het gekke is: ik voel me af en toe nog steeds onproductief. Ik heb nog niet alles kunnen schrijven wat ik van plan was. Maar wacht maar. Ik kom er wel. (En alles schrijven? Ben ik gek?)
Bij dezen, ding ding ding*, deze boksmatch (geen rumble in the jungle, wel onzeker gerommel in de Andes) is afgelopen. En ik denk dat ik gewonnen ben.
* lees ook als: dean dean dean. En Community zelf? Al lang uitgekeken. Nu enkel nog wachten op de film. #SixSeasonsAndAMovie